Wanneer iemand overlijdt, hebben de achterblijvende gezinsleden meestal recht op een nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen kunnen we onderverdelen in het partnerpensioen en het wezenpensioen. In dit artikel leggen we uit hoe het wezenpensioen in elkaar zit.
Wat is het wezenpensioen?
Het wezenpensioen is een uitkering voor kinderen waarvan één van de ouders of beide ouders zijn overleden. De overledene moet dan wel wezenpensioen hebben opgebouwd. Bij werknemers valt het opbouwen van wezenpensioen meestal automatisch onder de pensioenregeling met de werkgever.
De hoogte van het wezenpensioen
De voorwaarden voor het wezenpensioen verschillen per pensioenfonds. Zo geldt volgens de wet, dat het wezenpensioen maximaal mag worden uitgekeerd totdat iemand 30 jaar is. In werkelijkheid ligt deze maximumleeftijd vaak op 18 of 21 jaar. Wanneer een kind studeert, kan het wezenpensioen worden uitgekeerd tot het einde van de studie, met een maximum op 27 jaar.
De hoogte van het wezenpensioen bedraagt meestal 14% van het ouderdomspensioen of 20% van het partnerpensioen. Wanneer beide ouders zijn overleden, kan dit bedrag soms verdubbeld worden.
Over het wezenpensioen moet ook belasting worden betaald. Bij de belastingaangifte moet het wezenpensioen worden aangegeven als inkomen van het kind.